| Anthony Fokker *06.04.1890 +23.12.1939 De vliegkunst en ik zijn met elkander opgegroeid. Ik was reeds bezig zelf een machine te bouwen, voor ik er nog ooit één had zien vliegen; dat was in 1910. Van den dag in 1908 af, dat ik op den zolder van het huis van mijn vader, in Haarlem, heftig-energiek een oude keukenstoel vloog, waaraan ik een stuurinrichting zooals Wright die gebruikte geknutseld had, leefde ik nog slechts voor de aviatiek. Aldus Fokker in zijn boek “De Vliegende Hollander”. Vliegen leerde hij met proefvluchten op vliegtuigen die hij eerst zelf maakte. Niemand zag wat in deze vliegtuigen. Hoewel hij veel demonstraties gaf en een goed lopende vliegschool, kwam de kentering op 20 januari 1912. Met veel lof gewaagt de Berlijnsche pers van de prestaties van Fokker te Johannisthal waar de goden van de Duitse luchtvaart bijeen waren. De Berliner Zeitung am Mittag schrijft o.m. over Fokker: “Hij vloog bij een vrij hevige wind op verbazingwekkende zekere wijze. Speciaal het gemakkelijke sturen van de machine is buitengewoon. Hij vloog zeer kleine achten met de grootst mogelijke zekerheid”. Op 22 februari 1912 werd Fokker Aviatik GmbH ingeschreven in het handelsregister van Berlijn. Later werd dit veranderd in Fokker Flugzeugwerke GmbH. Vader Fokker was een van de belangrijkste financiers. Zeer veel ontwerpen volgden de “Spin” op. In oktober 1918 had Fokker vele typen in de “V-serie” gebouwd. De laatste de V-42 was een zweefvliegtuig. Het werd naar Amsterdam gestuurd en als vliegbootje beproefd. In 1919 stichtte Fokker op het terrein van de Amsterdamse Luchtverkeer tentoonstelling ELTA de eerste Nederlandse vliegtuigfabriek, die weldra beroemd werd om de uitstekende vliegtuigen die daar werden vervaardigd. In augustus 1922 toog Fokker naar de Rhön, met zijn FG.I en FG.II, één - resp. tweepersoons zweefvliegtuigen. Hij maakte met de FG.II de eerste passagiersvlucht ter wereld met een zweefvliegtuig en vestigde samen met Friedrich Wilhelm Seekatz een wereldrecord tweezitter van 12 minuten en 53 seconden op 26 augustus 1922. In "Flugsport" van 12 september 1922 schreef Seekatz over deze vlucht: "Fokker had in zijn fabriek te Amsterdam twee tweedekkers doen bouwen, één met een vleugeloppervlak van 36 m² en één kleinere met 27 m². Zij waren in tien dagen klaar en werden in drie dagen met een transportauto naar de Rhön vervoerd. Wij hadden besloten om direct met zijn tweeën te vliegen, want de feitelijke wedstrijden waren reeds voorbij en het record van ruim drie uur te slaan was een opgave, waaraan wij niet zo gemakkelijk zouden kunnen voldoen. Ik zit achter Fokker, zes sterke Rhön-enthousiasten trekken aan de kabel, Fokker roept "los" en na een paar meter hangen wij in de lucht, maken een sprong en landen weer. Nu spannen wij de kist achter de Cadillac, zegt Fokker en wij zweven iets langer. Van mijn zitplaats uit kan ik zien, dat Fokker de machine volkomen in de hand heeft. En nu met het toestel naar de helling, kommandeert Fokker. De Kuppe is vol menschen, de wind is goed en iedereen kijkt vol spanning toe. De eerste passagiersvlucht met een zweefvliegtuig gaat gebeuren. Het kommando "los", de jongens rennen, ik merk, dat de machine goed los komt en direct stijgt. Op hetzelfde moment echter een ruk, de neus van het toestel wijst recht naar beneden, voor en achter mij rotsblokken, de kabel zit nog vast, zit ergens geklemd, nog een ruk, de machine herstelt zich. "Is er iets kapot?" roept Fokker naar mij. Vlakken hangen er nog aan, alles in orde, vooruit maar weer. Door die duik hebben wij te veel hoogte verloren en kunnen wij van den opwind geen profijt meer trekken. Wij moeten landen, daar bij die wei, zegt Fokker. "Laten wij liever op dat klaverveldje landen," zeg ik, "dat is dichter bij de straatweg". Het spreken in zoo'n zweefvliegtuig gaat prachtig. Alles loopt schitterend van stapel, wij waren bijna twee minuten in de lucht. Het kleine wereldrecord is er. Nu komt de werkelijke recordvlucht. De wind waait nog steeds uit de goede richting, is echter niet zeer krachtig. Wij starten glad en vliegen in de richting van het dal, naar het dorp Poppenhausen. De plek is goed en Fokker besluit hier te blijven. En dan doet Fokker iets, wat nog niemand op de Wasserkuppe zag, hij draait een prachtige steile bocht, zooals wij dat gewend zijn van motorvliegtuigen. Het ziet er uit alsof wij hier dagen zouden kunnen zweven. Wij vliegen dichter bij de met bosschen bedekte helling om te zien of ook daar voldoende opwind is. Wij zakken echter door en moeten weg. Doch de wind begint al minder en minder te worden en het wordt tijd om te landen. Bovendien, het record is gevestigd en ons doel is bereikt. Wij feliciteren elkander, ik Fokker als recordhouder, hij mij als eerste passagier in een zweefvliegtuig". Seekatz was later chef der Afdeeling Export der Nederlandsche Vliegtuigenfabriek. Na de tweede Wereldoorlog zat Fokker in 1946 om werk verlegen. De Koninklijke Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) gaf toen opdracht tot de (op)bouw van zweefvliegvloot nl. 72 vliegtuigen, als volgt te specificeren: 36 ESG’s, 24 Grunau Baby’s, 6 Olympia’s en 6 Gö4 tweezitters. "Dit was op voorstel van de Technische- tevens Coördinerende Commissie. Deze aantallen hielden verband met het feit dat gedacht was, zoo spoedig mogelijk na den oorlog in zes centra met de opleiding aan te vangen, zoodat alles zes, of een veelvoud daarvan is". De totale waarde van de opdracht was F247.650, Het was echter niet het oude type IIa dat Fokker zou bouwen, maar de verbeterde Grunau Baby IIb, die met remkleppen en met een zwaartepuntshaak uitgerust was. Daar de zweefvliegerij in die jaren in Duitsland verboden was, en er reeds voor de oorlog een versie uitgerust met remkleppen in Zweden in licentie gebouwd was, moesten bepaalde tekeningen omtrent dit type van daaruit betrokken worden. Dat dit niet zo voor de hand lag blijkt uit de notulen van de algemene ledenvergadering van de Vakafdeling Zweefvliegen van 26 januari 1946. "Naar aanleiding van opmerkingen van de heer Hein Schwing van de Haagse Club blijkt dat Fokker slechts beschikt over de tekeningen van de Baby IIa; dit is het oude type zonder remkleppen en zwaartepuntshaak. Uit goede bron is het hem bekend dat b.v. in Zweden de Grunau Baby IIb wordt gebouwd. Naar aanleiding hiervan vraagt de heer de Lange van de Rijksluchtvaartdienst aan den voorzitter en den heer Van Swijndegt, of het niet mogelijk is, dat de heer Zweypfenning, de technische verbindingsman tusschen de KNVvL en Fokker, per omgaande per vliegtuig naar Zweden kan gaan om deze teekeningen te verkrijgen en zich zoo mogelijk inlichtingen te verschaffen over de bouwwijze enz. De voorzitter en de heer Van Swijndregt gaan hiermede accoord, zoodat besloten wordt, dat de heer Zweypfenning onmiddellijk zijn papieren in orde zal laten maken voor vertrek". Omdat met name de zwaartepuntshaak een nieuwe ontwikkeling op de Grunau Baby was en men tevens constructieve ervaring op wenste te doen met de inbouw van remkleppen, werden deze wijzigingen allereerst op twee vooroorlogse “Bauling Baby’s” uitgevoerd, om aldus van een optimale plaatsing en werking op de Fokker-Baby verzekerd te zijn. De tekeningen voor de inbouw van de remkleppen werden door Ir. Zweipfenningh opgehaald uit Zweden. Eind 1946 werd de eerste Fokker Baby ingevlogen op het vliegveld Teuge door de voorzitter van de vliegclub Teuge, de heer Bauling. De registratie: PH-148. Ook hadden de Fokker Baby’s het vergrote, fraai afgeronde richtingsroer, dat de Nederlandse Baby’s altijd gekenmerkt heeft. Hun prijs bedroeg toen f 2200, - per stuk. De Fokker Baby's PH-148 Vliegklaarmaken op Teuge in
1946. Baby IIb
gebouwd door Fokker onder SN 6030. Eind 1946
werd deze eerste Fokker Baby ingevlogen op het vliegveld Teuge door de
voorzitter van de vliegclub Teuge, de
heer Bauling. Eigenaar was de KNVvL. Dit vliegtuig ging in bruikleen naar de
Eerste Limburgse Zweefvliegclub. In 1961 begon het vliegseizoen niet zo
rooskleurig voor de Venlose Zweefvlieg Club (VZC). Door diverse omstandigheden
was de vloot gedecimeerd tot 3 vliegtuigen. De heer H. Driessen ondernam een
soort pelgrimstocht naar Den Haag en tot ieders verbazing met groot succes. Hij
bracht n.l. de Fokker Baby PH-148 mee naar Venlo. Hij kreeg op 12.11.64 een
ongeval op Deelen. Op 08.06.65 werd de inschrijving doorgehaald. PH-149
Baby IIa gebouwd bij Fokker in 1947, SN. 6031. BvL nr. 48. De KNVvL was de eigenaar. Helaas ontbreekt het eerste dagboek zoals dat toen werd “uitgegeven door de E.N.Z.C. met goedvinden van den directeur van den Luchtvaartdienst”. Het tweede dagboek begint op 16.04.1950. Het vliegtuig was toen in huur bij de Vliegclub “Teuge”. Het maakte daar zijn laatste vlucht op 24.11.1957. Het had toen op Teuge 3818 starts gemaakt en 466uur en 47 minuten gevlogen. Het had al een bewogen leven achter de rug. In januari 1951 werd het toestel gereviseerd. Dit was kennelijk het startsein voor een grote overland campagne. 22.04.51 ging v. Welsum overland naar Soesterberg. Op 19 mei 1951 ging Ordelman in 1uur en 37 minuten met een doelvlucht naar Hilversum. Op 16.07, 17.07, 20.07, 28.07 en 01.09.51 gingen resp. Hoppener en v Welsum om de beurt overland. 19 juli was ook een goede dag want dezelfde Hoppener maakte een duurvlucht van 6uur en 56 minuten. Een merkwaardige gebeurtenis was op 25 november 1951. Het moet toen hard gewaaid hebben want Batenburg maakte een duurvlucht aan de lier van 1uur 30minuten. Op 20 april 1952 is het toestel tijdens de landing overtrokken en afgegleden. De schade was aanzienlijk. Wie het vliegtuig gerepareerd heeft (vermoedelijk Terlet) is niet geregistreerd. Het werd op 15 juni 1952 goedgekeurd door de L.V.D. Eerst op 27 juni 1954 ging het vliegtuig weer overland met Kroneman. Hij bereikte Tubbergen. 13.04.55 Weersgesteldheid: Fracto cum. Windsnelheid:5-7m/s overland Zutphen. v Welsum. Op 16 juli 1955 had Zomerdijk een slechte dag. Hij landde buiten het veld en beschadigde het vliegtuig flink. Onderkant romp spant 6,7,en 8 stuk. Op 23 juli vloog het toestel al weer. Bij de herverdeling van vliegtuigen eind 1957 bij de KNVvL werd de 149 toegewezen aan de Friese Aëro Club. Huurprijs F475, - per jaar. Die zou er mee blijven vliegen tot het niet meer mocht in 1965. Het werd toen afgekeurd vanwege zijn caseïne verlijming. (Het zgn. Lijmkeuringsbewijs). Het maakte er op 15 februari 1958 zijn eerste vluchten. Op 16 februari 1958, de wind was west met een snelheid van 7m/s werd een record hoogte aan de lier bereikt nl. 750m. In het vliegseizoen vond de inspecteur het kennelijk nodig om het vliegtuig een grote beurt te geven. “19-7-58 Vliegtuig geheel speling vrij gemaakt, alle stuurkabels vernieuwd, alle losse lijmverbindingen gerepareerd. Vliegtuig geheel opnieuw bekleed en gespoten “. Op 16 augustus vloog het vliegtuigje alweer op Leeuwarden. De overlandvluchten die met dit vliegtuig gemaakt werden zijn alle tijdens de clubkampen gemaakt. 23.07.59 Jan Vermeer Teuge- Terlet, 24.07.59 Flip vd Woude Teuge- Terlet, 25.07.59 Frans Dassel Teuge- Speckholzerheide (155km) 04.07.60 Tjebbe Spannenburg Teuge- Lüdingshausen (103km), 24.07.62 Ton Helders Venlo- Kasterlee België (85km), en 22.07.63 Klaas Rienks Venlo- Bad Neuenahr (112km). De Friese Aëro Club heeft er 5033 vluchten mee gemaakt en er 718uur en 37 minuten mee gevlogen. Bijzonder is dat in het laatste jaar 1964 er 105uur mee werd gevlogen met 714 starts. Eind 1964 ging het vliegtuig naar de Centrale Werkplaats op Terlet voor algehele inspectie. Het werd toen afgekeurd. PH-150Fokker Baby IIb SN. 6032. Bouwjaar 1947. Eigendom van de KNVvL (27.9.47), vloog op Terlet. Op 19.06.60 kreeg het een ongeval op Terlet. Het was zodanig beschadigd dat het "Total loss" was. De inschrijving werd op 20.10.61 doorgehaald. PH-151
Baby IIb gebouwd bij Fokker in 1947 SN 6033. Aflevering op 11-09-1947 en in gebruik genomen door de LSK Zweefvliegclub in Twente. Begin 1957 ging het vliegtuig naar de Zweefclub Den Helder. Op 31 augustus 1959 is met de PH-151 de eerste overlandvlucht gemaakt. De 17 jarige Jaap de Moor die recht over Schiphol vloog, landde na 107 km bij Haastrecht bij Gouda. Was op 15 mei 1960 betrokken bij een ernstig ongeval op de Kooy. Het is toen in een vallende lierkabel gevlogen waarbij ernstig lichamelijk letsel viel te betreuren. Na de wederopbouw onder leiding van de heer Louw, kreeg het op 15 maart 1962 weer het BVL maar werd wederom total loss gevlogen als gevolg van verwaarlozing van het circuit. Op 1 September 1964 werd de inschrijving doorgehaald "op verzoek van de eigenaar". PH-154
Fokker Baby IIb SN. 6036. In 1948 kwam dit vliegtuig in gebruik bij de Venlose Aero Club. Zijn eerste daad was te pronk hangen. De Baby werd in de nok van de tent opgehangen tijdens de Venlosche Handels Tentoonstelling (VeHaTe) die deze zomer gehouden werd. Daarvoor had de VZC al de pers gehaald met het organiseren van de eerste Naderlandse wedstrijd voor Grunau Baby vliegers van 13 tot 20 juni. Hoe onbekend zweefvliegen was direct na de oorlog blijkt uit het volgende verhaal. Op 1 mei 1949, na een vlucht van 2 uur en 22 minuten landde Huib Straatman bij Hermalle, startplaats Venlo (afstand 120 km). De landingsplaats was dichtbij het kasteel van baron de Potesta. IJlings toegelopen buurtbewoners hadden gevraagd of de vlieger zijn motor verloren had. Hij werd overigens goed verzorgd door de barones. Op 28 en 29 September 1951 nam hij deel aan zweefvliegdemonstaties ter gelegenheid van de heropening van het vliegveld Essen- Mülheim in Duitsland. Eind 1951 ging hij naar de Vliegclub Teuge. Op 04.07.64 was het bij een ongeval betrokken waarna in juni 1965 de inschrijving werd doorgehaald. PH-155Fokker Baby IIb SN. 6037. Vloog in 1950 op Leeuwarden bij de FAC. Maakte op 5 juni 1950 een harde landing waardoor de cockpit flink beschadigd was. De onfortuinlijke piloot was H. K. van Huizen. Met toestemming van de Heer Vaassen, die de schade had opgenomen mocht “de reparatie op de Vliegbasis zelve plaats vinden onder zijn toezicht”. Er was echter nog een ander beding nl. de schade moest binnen drie maanden hersteld zijn. Toen dit niet lukte kwam op 16 september een boze brief van de KNVvL waarin onder andere werd gesteld: “de situatie in onze vloot van zweefvliegtuigen is uiterst precair. Zo Uw club er dan al geen behoefte aan heeft spoedig weer over een Grunau Baby te kunnen beschikken, andere clubs zouden wij geen groter genoegen kunnen doen dan hun een toestel toe te wijzen (de ACvZ heeft voor ruim 30 Babyvliegers slechts één Grunau Baby beschikbaar en zo zijn er nog enkele gevallen te noemen!)”. Eind 1950 kwam het toestel gereed in de werkplaats van Sjaak van Rijn. Toen Vaassen het vliegtuig inspecteerde keurde hij het af. Het ging toen terug naar Terlet waar het zonder omhaal direct werd ingezet in het Terletse vliegbedrijf. In 1953 vloog het op Terlet bij de scholierenopleiding. Later was het in gebruik bij de Gelderse Zweefvliegclub. Op 28.01.72 werd de inschrijving doorgehaald. PH-156Een Baby IIb gebouwd bij de NV Fokker SN 6038 en eigendom van de KNVvL, In gebruik genomen door de Vliegclub Teuge. Op 08-06-1965 werd de inschrijving doorgehaald. PH-157
Fokker Baby IIb SN 6039. Eigendom van de KNVvL en in gebruik bij de Kennemer Zweefvliegclub. Gaat per 02-05-1951 naar de Zuidhollandse Vliegclub. In het begin van 1955 gaat hij weer vliegen bij Kennemer Zweefvliegclub. Krijgt op 10-05-1959 een ongeval op Langeveld waarna de inschrijving op 12-10-1961 wordt doorgehaald. PH-158
|
|